Beknopte Inhoud Boek Gevangen door het Ego, deel 2 uit de serie De Weg van de Zonnevonk

 

boek2voorkant.jpg

 

 

 

Inhoud deel 2: Gevangen door het ego

 

Hoofdstuk 1: De persoonlijkheid

Hoofdstuk 2: Het ego

1.1 De bron van onze persoonlijkheid  

      Het ZIJN, in uw ZIJN zijn

      De waarnemer

      Intuïtie

2.1 Het onderscheid tussen persoonlijkh.
       en ego

       Ego en paradigma

       Kind zonder ego

       Macht en pesten

       Angst en geweld

1.2 De persoonlijkheid

      Persoonlijkheidsaspecten

      Herinneringen, overtuigingen,

      Verwachtingen

      Evenwichtige persoonlijkheid

      Vrije wil en illusies

2.2 De ego-aspecten

       Introvert en extravert

       Ego en emotie

       Geminimaliseerd ego

       Blokkade en leegte

       Leraar vs. leerling

1.3 Persoonlijkheidsstoornissen

      Balans en onbalans

      Paradigma

 

2.3 Het ego-aspect eigendunk

       Eigendunk en eigenwaarde

       Binnenwereld en buitenwereld

       Ik, leven in het NU

1.4 De persoonlijkheid bij kinderen

      Baby, kleine kind

      Verlatingsangst

      Puberteit

      Groepsgedrag en agressie

 

2.4 Het ego-aspect wilskracht

       Ego-kracht en ego-identiteit

       Beheersing en zelfbeheersing

       Beheersing en controle

       Zelfreflectie, verlangen en willen

       Intentie en voornemen

       Visualisatie

1.5 Het karakter

      Erfelijke eigenschappen, talenten

      Tweelingen

2.5 Ego-aspecten als valkuilen

2.6 Het NU-moment

Hoofdstuk 3: De emoties

Hoofdstuk 4: Het super-ego

3.1 Het ego en de emoties

       Bron van emoties

       Angst en lust/genot

       Verwachting en hoop

       Passie en hartstocht

       Humor en lachen

       Verdovende middelen

4.1 Het super ego

      Geweten

 

3.2 De logica

      Functie van onrust

      Technologische ontwikkelingen

4.2 Onze herinneringen

      Geheugen

      Voelen van gevoel

3.3 De emotie ergernis

       Verlangen en woede

       Irritaties 

       Onthechting

4.3 Oordelen en veroordelen

       Spiegels en contraspiegels

       Overtuigingen en angst

       Fundamentalisme en geweld

3.4 De emotie boosheid

       Woede en agressie 

       Boosheidswolk

      Spiegels en familie trauma’s

Hoofdstuk 5: identificatie

 

3.5 De emotie angst

       Lust/genot

       Paniek

       Familietrauma’s

5.1 Identificatie en conditionering

      Gewoonten

      Verwachtingen en overtuigingen

      Meningen en oordelen

3.6 De emotie verdriet

       Huilen, blokkades

       Beheersen en onderdrukken

5.2 Identificatie en overtuigingen

      Overtuigen en geloven

      Ervaren en ervaringsbeleving

3.7 De behoefte aan aandacht

       Verslavingen

       Energie-uitwisseling

 

 

Hoofdstuk 1.1: De bron van Onze persoonlijkheid

 

Samenvatting

 

1.     Wanneer een mens aan zijn eerste leven op aarde begint moet hij nog zeer veel ervaren.

2.     Alles wat de mensen op aarde meemaken heeft een bedoeling.

3.     Het ware ZIJN is de wijze waarop de essentie zich manifesteert in al zijn hoedanigheden.

4.     Het ware Weten is dat wat er IS, het is het weten dat in elke essentie besloten ligt.

5.     Het ware Weten is iets geheel anders dan de werkelijkheid.

6.     Immateriële energie is oneindig veel sneller dan materiële energie.

7.     De essentie is immateriële energie en dat is levensenergie.

8.     De essentie is een energie van zeer snelle trillingseenheden met een zeer snelle frequentie.

9.     De essentie is aan de materie gebonden om de trillingsenergie van deessentie te laten

          toenemen.

10.    Een essentie kent geen eigenschappen, alleen ZIJNStoestanden.

11.    Vreugdevolle Liefde vanuit de essentie is een staat van ZIJN. Het is een algehele 
    ZIJNStoestand zonder emoties, zonder enig materieel aspect.

12.    De essentie is rust en beweging.

13.    De essentie kent zeven ZIJNStoestanden en zeven hoedanigheden.

14.    Een hoedanigheid is een ZIJNStoestand in beweging

15.    Hoedanigheden hebben een kenmerk.

16.    De energie van de Liefde is een ronddraaiende beweging.

17.    De energie van de Wiskunde kenmerkt zich door een structuur die herhalend en delend is.
    Het is een pulserende beweging.

18.    Deze pulserende beweging wordt in de Muziek verder doorgevoerd en is meer ritmisch.

19.    Licht en kleur heeft ook deze ritmiek, maar variabel, afhangend van de kleurfrequentie.

20.    Vorm en verband is meer van samentrekkende aard, krimpend.

21.    Weten en niet-weten is draaiend van beweging.

22.    Bundeling en harmonie is het ene punt dat het centrum vormt van dat wat IS.

23.    Van daaruit ontstaat de cirkel van Liefde die zich weer pulserend uitzet.

24.    Elke hoedanigheid heeft weer hoedanigheidsaspecten en die kunnen in relatie tot elkaar
    gezien worden als een cirkel.

25.    Hoedanigheidsaspecten verdelen zich weer in aspecten en deelaspecten.

26.    Er is een samenspel tussen de ZIJNStoestanden en dat wat we als mens op aarde
    neerzetten.

 

Hoofdstuk 1.2: De persoonlijkheid

 

Samenvatting

 

1.    De persoon mens, ook wel individu genoemd, is samengesteld uit alle aspecten van het mens-
  zijn, zoals persoonlijkheid, ego, karakter, sociale context, lichamelijke constitutie en het
  immateriële deel.

2.    De persoonlijkheid is een onderdeel van de persoon.

3.    De persoonlijkheid is dat deel van de mens dat uitsluitend waarneemt via de zintuigen.

4.    De persoonlijkheid bestaat uit aspecten en deelaspecten. Het zijn materialisaties van de 
  zeven hoedanigheidsaspecten.

5.    Alle termen en woorden die we gebruiken om persoonlijkheidsaspecten aan te geven zijn
  relatief en dus zeer betrekkelijk.

6.    Onze persoonlijkheid bestaat uit aspecten, niet uit deelpersoonlijkheden.

7.    Er bestaat niet zoiets als een persoonlijkheid die aspecten voortbrengt. De persoonlijkheid is
  een combinatie van aspecten.

8.    Ieder mens heeft zijn unieke combinatie van aspecten die weer in elke fase van het leven
  van de mens verandert.

9.    Een persoonlijkheidsaspect wordt geuit als een gevoel.

10.   In principe heeft ieder persoon de potentie in zich om zijn persoonlijkheidsaspecten te 
  overstijgen en in contact te treden met zijn hoedanigheidsaspecten.

11.   Bij het overstijgen van de persoonlijkheidsaspecten minimaliseert de persoonlijkheid zich,
  waardoor deze wordt overvleugeld door de immateriële energie van de essentie. Dit essentieel
  voelen is intuïtief voelen.

12.   De ziel kan nooit de persoonlijkheid overvleugelen binnen de materie.

13.   De immateriële energie van bijvoorbeeld de hoedanigheid Muziek, die vanuit de ZIJNS-
   toestand in beweging komt, botst tegen de materie op en komt als hoedanigheidsaspect
   Vertrouwen bij de essentie terug en wordt dan in het menselijk lichaam omgezet in het
   persoonlijkheidsaspect vertrouwen.

14.   De mens als waarnemer ziet niet met zijn zintuigen. Het is een immaterieel zien.

15.   Het is heel belangrijk om als waarnemer onszelf gade te slaan en te observeren wat we
  allemaal aan het doen zijn.

16.   Waarnemen vanuit de essentie is een ZIJNStoestand vanuit het ZIJN.

17.   Waarnemen vanuit de persoonlijkheid is een observeren met inschakeling van gedachten en
  oordelen.

18.   Bestaan als een zelfstandigheid bestaat niet.

19.   Bestaan is een materieel gevoel van materiewezens.

20.   De geest is geen ZIJNStoestand.

21.   De geest roept verschillende uitingsvormen op die een verschijningsvorm zijn van de
  persoonlijkheid.

22.   De persoonlijkheid zet altijd een reactie neer.

23.   Een actie vanuit de mens zelf bestaat niet. Alles is een reactie op alles.

24.   een waarachtige spontane actie vanuit het ZIJN bestaat niet.

25.   Onze persoonlijkheid is een weerslag van onze herinneringen uit het verleden, onze
  overtuigingen in het heden en onze verwachtingen naar morgen.

26.   Vanuit de persoonlijkheidsaspecten ontwikkelen zich de gedachtepatronen.

27.   Wanneer we onze gedachten stilzetten als mens, dan zijn we in een staat van ZIJN.
  We zijn dan in de waarnemer, waarbij we in direct contact staan met onze zonnevonk.

28.   De ziel kan nooit de persoonlijkheid overvleugelen binnen de materie.

29.   Als de essentie in contact kan zijn met de persoonlijkheid van die mens, doordat die mens
   luistert naar zijn essentie, via zijn intuïtie, dan is er evenwicht tussen materie en immaterie.

30.   Als de persoonlijkheid zich bovenmatig gaat manifesteren ontstaat er een energieverdichting
   en dan zit de persoon in zijn ego.

31.   De persoonlijkheidsaspecten zijn altijd emotioneel neutraal. Ze bevinden zich in het midden.

32.   Vanuit ego-aspecten ontstaan egogevoelens die zich uiten via emoties.

 

Hoofdstuk 1.3: Persoonlijkheidsstoornissen

 

Samenvatting

 

1.    De persoonlijkheid is altijd een reactie op de omgevingsfactoren.

2.    Het collectieve paradigma van onze omgeving heeft invloed op de persoonlijkheid.

3.    De opvoeding maakt bij het kind dingen wakker of niet.

4.    Een stoornis is een ontwikkeling in de persoon die mensen niet vinden passen binnen de
  normen en waarden van hun sociale en maatschappelijke context.

5.    Energieblokkades worden zichtbaar in de door de psychologie genoemde
 persoonlijkheidsstoornissen.

6.    Een stoornis is in feite geen stoornis. Integendeel, want het laat exact zien hoe de
 sociaalmaatschappelijke context van die persoon is.

7.    Bij een persoon met een borderline stoornis zit die stoornis niet in de persoon zelf, maar in de
 omgeving en de sociale context waarbinnen het kind opgroeit.

8.    Een persoon zou eigenlijk pas echt een stoornis hebben als hij deze blokkade niet zichtbaar
  zou
 maken.

9.    De persoonlijkheid kent geen stoornis, maar het onbewust omgaan met de persoonlijkheid
  is dat wel.

10.   Het onbewust omgaan met de ontwikkeling van de persoonlijkheden van kinderen veroorzaakt
  een energetische onbalans.

11.   Andere personen kunnen door geldingsdrang, zoals een te sterk ego en complexe emotionele

         problemen, onbalans bij anderen veroorzaken.

12.   Mensen zullen hun onbalans uiten en zich gaan afzetten tegen andere personen.

13.   Een onevenwichtige persoon is iemand die uit balans is en heen en weer beweegt tussen
  dominantie en zich klein voelen.

14.   Een mens met beheerste gedachtevormen heeft ook zijn persoonlijkheid in balans.

15.   Een beheerste gedachtevorm wil zeggen dat een mens zijn gedachten stuurt en regelt.

16.   Een mens die in zijn persoonlijkheid staat is een mens die een balans heeft tussen zijn
   materiële mensenwereld en zijn immateriële ZIJNSwereld.

17.   Positieve uitwerking is er als de essentie door het leven van de mens zodanig wordt
  gestimuleerd dat de mens de balans weet te vinden tussen ziel en geest.

18.   Verlies is een zeer waardevol element om een essentie te laten groeien.

19.   Elke vorm van verlies levert altijd weer een grote winst op.

20.   Negatieve uitwerking op de essentie is er als de mens te veel materiegericht blijft, te veel
   in  aanraking is met kunstmatige materialen, te weinig contact heeft met de natuur en met
   zichzelf.

 

Hoofdstuk 1.4: De persoonlijkheid bij kinderen

 

Samenvatting

 

1.    Baby’s hebben een essentie die nog bezig is zich te hechten aan de materie.

2.    In de eerste twee tot drie jaar komt deze hechting tot stand.

3.    Dat betekent niet dat de baby zich aan de mensen laat zien als een compleet puur ZIJNS-
  wezen, als pure essentie.

4.    Pure essentie is onmogelijk in de mensenvorm.

5.    Baby’s zijn nog heel sterk in contact met de immaterie.

6.    Een baby, geboren en ongeboren, heeft in aanleg een persoonlijkheid, maar deze is nog niet
  ontwikkeld.

7.    De persoonlijkheid van een klein kind is nog letterlijk in de kinderschoenen en komt pas in de
  puberteit goed tot ontwikkeling.

8.    Verlatingsangst is een emotie die tot de persoonlijkheid behoort.

9.    Het kind ervaart de verlating, maar slaat de angst op in het onderbewuste omdat het nog
  niet de lichamelijke ontwikkeling heeft om die angst te ervaren.

10.   In het lichaam ontstaat hierdoor een energetische blokkade.

11.   In de puberteit komen blokkades naar voren.

12.   Als een baby in balans is bevindt hij zich in zijn ZIJN.

13.   Binnen de materie bestaat er geen continue staat van ZIJN. Daar is alleen sprake van
  ZIJNSmomenten.

14.   De staat van ZIJN van kinderen tot 5 jaar is in feite de staat die een mens kan hebben als zijn
  ego geminimaliseerd is.

15.   Het kind zal altijd beginnen een afspiegeling te zijn van de ouders en zal altijd op deze wijze
  trachten herkenning te krijgen.

16.   De puberteit is een zuiver fysieke aangelegenheid die geheel bepaald wordt door hormonen
  en andere stoffen die vrijkomen in het zich ontwikkelende lichaam.

17.   De puberteit is een overgangsfase waarin er absoluut nog geen balans is in het lichaam.

18.   De gevoelens die in de puberteitsperiode een rol spelen zijn vooral angsten en onzekerheden.
  Het zijn met name die gevoelens die ontstaan vanuit de opkomende gedachten.

19.   De onzekerheden geven een naar gevoel en dat proberen de pubers af te reageren op hun
  omgeving.

20.   Het is belangrijk dat volwassenen van jongs af aan veel praten met kinderen en uitleg geven
  over de genomen beslissingen.

21.   Volwassenen onderschatten de behoorlijk sterke intuïtieve en essentiële vermogens die
  kinderen bij zich dragen.

22.   Men spreekt op scholen te weinig over het gevoel en denkt daar niet in energetische
  processen. Men leert de kinderen niet met het denken en de daaruit voortvloeiende
  gedachten om te gaan.

23.   Groepsgedrag bij pubers ontstaat vanzelf, omdat ze elkaar daar wel menen te begrijpen waar
  ze zich door de volwassenen niet begrepen voelen.

24.   Door de opvoeding worden meisjes in de richting van mooi en lief zijn geduwd, de jongens in
  de richting van stoer, flink en sterk.

 

Hoofdstuk 1.5: Het karakter

 

Samenvatting

 

1.    Het karakter is een materiële manifestatie van het ZIJN van een mens, het is een weer-
  spiegeling van de essentie van de mens.

2.    Het karakter is een mengeling van eigenschappen, voortkomend uit aanleg en erfelijke
  eigenschappen en is beïnvloed door allerlei invloeden van buitenaf.

3.    Een sneller draaiende essentie zorgt via zijn aanleg voor een gevoeliger lichaam en dit werkt
  door op de ontwikkeling van het karakter.

4.    Het karakter komt tot volledige ontwikkeling rond de puberteit, daarna staat het vast.

5.    Het karakter is onbewust en bepaalt de talenten van een mens.

6.    Uit het karakter komt de persoonlijkheid voort.

7.    De persoonlijkheid van een mens ontwikkelt zich tijdens een mensenleven.

8.    De persoonlijkheid wordt voornamelijk door invloeden van buitenaf gevormd en slechts
  zijdelings door het karakter.

9.    Het karakter ontwikkelt zich langzaam omdat het voortkomt uit het ware ZIJN van de mens.

10.   De persoonlijkheid ontwikkelt zich door lering te trekken uit dat wat de geest hem leert.

11.   Het karakter voedt en beïnvloedt de persoonlijkheid altijd.

12.   De persoonlijkheid beïnvloedt het karakter tot en met de puberteit. Daarna niet meer.

13.   De persoon, ook wel individu genoemd, is de complete manifestatie van de mens.

14.   Alle andere delen zijn aspecten van de persoon.

15.   De essentie kiest voor een bepaald lichaam.

16.   Het lichaam is zodanig gekozen dat het past bij de betreffende energieën van de essentie.

17.   Het lichaam heeft via de genen van de ouders een bepaalde structuur, vorm en mogelijkheden
  gekregen om dienend te zijn voor de essentie.

18.   Het karakter laat de lichamelijke en geestelijke talenten zien.

19.   Het lichaam is uitgezocht voor de bepaalde ervaringen die de essentie in deze incarnatie
  verlangt op te doen.

20.   Innerlijk en uiterlijk bestaan niet. Er is alleen ZIJN.

21.    Het immateriële Zelf kan gelijkgesteld worden aan het ZIJN.

22.   Het materiële zelf is een uitdrukking van de persoonlijkheid.

23.   Geen enkel karakter is hetzelfde en vanuit elk karakter ontstaat weer een andere
   persoonlijkheid.

24.   De sterren en planeten hebben specifieke krachtvelden om zich heen die een belangrijke
   invloed kunnen hebben op het genetisch materiaal dat de mens maakt tot dat wat hij is.

25.   Tweelingen die eeneiig zijn hebben esseneties die qua trillingsgetal in dezelfde
   ontwikkelingsfase verkeren en waarvan de structuur ook verwantschap vertoont.

26.   Tweelingen blijven afzonderlijke essentie die hun eigen weg hebben te gaan.

  

Hoofdstuk 2.1: Het onderscheid tussen persoonlijkheid en ego

 

Samenvatting

 

1.    Persoonlijkheid is zelfbewustzijn en ego is een deeltje van dat zelfbewustzijn.
2.    Zelfbewust wil niet zeggen dat iets bewust is. Het is een bewustzijn dat gericht is op de eigen
       persoon.

3.    Het ego uit zich in een soms ver doorgetrokken vorm van zelfoverschatting.

4.    Het ego is een energetische verdichting van de persoonlijkheid.

5.    Het ego dient ertoe zich binnen een soort te kunnen handhaven en te overleven.

6.    Dieren hebben ook ego’s.

7.    Het ego is ontstaan vanuit het groepsgedrag van dieren en mensen.

8.    Het ego zorgt voor veel overlast doordat het de intuïtie en het contact met de eigen essentie

       blokkeert.

9.    Ego is onbalans en gebaseerd op angst. De persoonlijkheid kent geen angst.

10.  Angst ontstaat vanuit een onbewustzijn van dat wat IS. Als u als mens geheel in het NU leeft,
       kent 
u geen angst.

11.  Angst en geweld hebben altijd in de mensen gesluimerd.

12.  Doordat de mens zijn intellectuele vermogen meer ging ontwikkelen creëerde hij een grotere

       materiële wereld, een wereld die hij welvaart noemde.

13.  De mens had een keuze tussen het ontwikkelen van zijn immateriële vermogens en het

       ontwikkelen van zijn materiële vermogens. De mens koos voor het laatste.

14.  Doordat de mens niet in het NU kan zijn, dendert de hele wereld over hem heen.

15.  De mens wordt door de materie meegezogen in een wereld van lawaai en snelheid die veel

       heftiger is dan mensen aankunnen.

16.  De balans tussen materie en immaterie raakt zoek. Dit is alleen op te lossen door uit de haast-

       energie te stappen.

17.  Als de onbalans te groot is, zoekt de energie vanzelf naar een balans en reguleert hij de zaak.

       Dat is vaak de oorzaak van ongelukken, geweld en natuurrampen.

18.  Wanneer mensen zich laten meeslepen door de waan van de dag, dan bevinden ze zich in een

       aan het ego gerelateerde ZIJNStoestand.

19.  Mensen worden in de stilte meer geconfronteerd met hun ego en met de overvloed aan

       gedachten. Daarom zitten ze niet op stilte te wachten, maar stellen ze alles in het werk om stilte
       te
 vermijden.

20.  Het ego is nooit positief als er onbewust mee wordt omgegaan.

21.  Het ego wordt ingezet als verdediging tegen een onveilige omgeving.

22.  U hebt het idee dat u zich zonder ego niet kunt handhaven in de mensenwereld en omdat alle

       mensen dat idee hebben is dat ook zo.

23.  Als u weinig ego neerzet zullen de mensen u minder serieus nemen.

24.  Ego is macht willen hebben: macht over de materie en over andere mensen.

25.  Macht willen hebben is een onbewust reageren op de basis-emotie angst.

26.  Pesten is een egogerelateerde gedragsvorm die voortkomt uit angst.

27.  Wanneer u probeert uw gedachtepatronen waar te nemen en ze te minimaliseren, dan
       vermindert 
de angst.

28.  Het sterven van het ego wil niets anders zeggen dan dat de mensen ophouden de

       persoonlijkheidsaspecten naar de extreme uitingsvormen te trekken.

29.  Een voortdurende staat van egoloosheid is binnen de huidige paradigma’s niet mogelijk.

30.  Verschillende ego’s bij elkaar vormen een groepsego, waarbij het sterkste ego dit groepsego

       bepaalt.

31.  Het vereist zeer veel inzicht, wijsheid en bewustzijn in dat wat er is, om zorgvuldig en bewust
       met
 een groepsego om te kunnen gaan.

32.  Uw paradigma komt voort uit uw persoonlijkheid, niet andersom.

33.  Een paradigma, dat heel nieuwe aspecten vanuit de immaterie aandraagt, kan het ego als

       schokkend ervaren. Dit is een grote belemmering voor het toelaten van een nieuw paradigma.

 

Hoofdstuk 2.2: De ego-aspecten

 

Samenvatting

 

1.     Alle ego-aspecten samen vormen het ego.

2.    Het ego bestaat uit een verzameling wilscomponenten.

3.    Wanneer u in de waarnemer blijft dan is het ego uitgeschakeld.

4.    Als u in uw ego zit dan hebt u geen contact met uw eigen ZIJN.

5.    Een persoonlijkheid zonder ego bestaat niet.

6.    Het ego is een overlevingsmechanisme dat zich binnen de gehele evolutie van de mens sterker

       heeft ontwikkeld dan nodig en wenselijk is.

7.    Een blokkade is een onverwerkte ervaring.

8.    Een blokkade veroorzaakt een stuwing binnen de immateriële energie.

9     Als er veel blokkades zijn stroomt de immateriële energie niet meer goed door.

10.  Elke ziekte duidt op een blokkade in één van de chakra’s.

11.  De ego-aspecten kunnen naar binnen gericht zijn en een introverte reactie geven of ze zijn naar

       buiten gericht en geven een extraverte reactie.

12 . Het ego is een zelfstandige eenheid, maar valt binnen de zelfstandige eenheid van de

       persoonlijkheid.

13.  Zelfstandige eenheid is niet gelijk aan zelfstandigheid. Niets in het universum is zelfstandig.

14.  Persoonlijkheidsaspecten zijn vrij van emotie, ego-aspecten zijn dat niet.

15.  Het ego-aspect is rust, de emotie is de beweeglijke vorm van deze ZIJNSstaat.

16.  Het ego kan altijd gekwetst worden omdat hij daartoe ontwikkeld is.

17.  Emotionele uitingsvormen kunnen ertoe bijdragen een blokkade op te lossen.

18.  Emotionele communicatievormen en gedrag lossen geen blokkades op.

19.  Het uiten van emoties richt vaak schade aan, omdat dat met geweld gepaard kan gaan.

20.  Een emotie is gekoppeld aan een bepaald chakra en als de emotie verwerkt is voedt de energie

       hiervan het betreffende chakra.

21.  De ego-aspecten voeden het energiesysteem niet, maar blokkeren het eerder.

22.  Een sterk ego wil zeggen dat die persoon sterk in zijn wilsaspecten zit.

23.  Een sterk ego is nauwelijks in staat tot enige vorm van zelfreflectie.

24.  Een sterk ego impliceert een minder sterke persoonlijkheid.

25.  Bij een sterke persoonlijkheid hebt u te maken met een geminimaliseerd ego.

26.  Wanneer u uw ego geminimaliseerd hebt, bevindt u zich in een goede balans tussen materie en

       immaterie. U hebt dan geen angsten in u.

27.  Een geminimaliseerd ego staat gelijk aan onthechting.

28.  Zodra de essentie vast komt te zitten, worden er energieën in beweging gebracht om dit losser

       te maken. Een ego roept dat op.

29.  Als een persoon met een sterk ego een persoon met een geminimaliseerd ego ontmoet, dan
       geeft
 dat bij het sterke ego een gevoel van wrevel en leidt dit tot een versterking van de reactie
       van zijn
 ego.

30.  Een persoon die sterke ego-aspecten neerzet zal een persoon die in de waarnemer staat

       overrompelen.

31.  In de wereld waarin u leeft hebben de egopersonen verreweg de overhand.

32.  De tegenhanger van de ego-aspecten is de waarnemer.

33.  Het ego speelt in groeperingen enorm op.

34.  In scholen, bewegingen en cursussen zouden de beschadigingen die mensen in hun leven

       hebben opgelopen meer aan bod moeten komen, in plaats van allerlei kunstmatige constructies
       en 
eindeloze oefeningen.

35.  Een beschadigd ego is energetisch gezien nog veel slechter dan een te sterk ego.

36.  Erkenning vragen geeft ontkenning, erkenning loslaten geeft erkenning.

 

Hoofdstuk 2.3: Het ego-aspect eigendunk

 

Samenvatting

 

Hoofdstuk 2.4: Het ego-aspect wilskracht

 

Samenvatting

 

1.    Willen draagt een moeten in zich. Verlangen draagt geen moeten in zich maar een wens.

2.    Willen is een dwang en verstoort alles wat kan ontstaan.

3.    Verlangen is een creatief proces, het zet aan tot een ontwikkeling.

4.    Verlangen is diep vanuit de essentie. Willen is een fenomeen vanuit het ego.

5.    Willen wordt gevoed door angst. Verlangen kent geen angst.

6.    De wil is geen overlevingsmechanisme, het vernietigt de ZIJNSenergiekracht in de mens.

7.    Het is niet de wil die een mens doet overleven, maar de kracht van de essentie die de situaties
 stuurt.

8.    Vrije wil bestaat niet, omdat als je iets wilt, dus iets afdwingt, er nooit een vrijheid in kan zitten.

9.    De essentie kent geen wil, maar omvat het algehele universele verlangen om te groeien.

10.  Ego-identiteit bestaat niet. Het ego brengt identificatie voort.

11.  Wilskracht in gunstige zin ondersteunt het verlangen.

12.  Wilskracht in ongunstige zin ondersteunt het willen.

13.  Wilskracht in gunstige zin wordt essentiële kracht genoemd.

14.  Essentiële kracht is vanuit de essentie gerichte energie waarmee u uw gedachten in een
 intentie gaat omzetten.

15.  Essentiële kracht kan alleen neergezet worden bij een geminimaliseerd ego.

16.  Essentiële kracht is nodig om door de weerstanden heen te komen bij het realiseren van uw verlangen.

17.  Essentiële kracht kunt u niet trainen, maar wel waarnemen.

18.  Intentie is een sturing vanuit de essentie waarmee de gedachten vorm gaan krijgen.

19.  De stuwende kracht van de intentie is een andere energetische vorm dan essentiële kracht.

20.  Intentie kunt u niet oefenen.

21.  Intentie is de stuwende kracht achter het verlangen.

22.  Intentie is immaterieel gericht, verlangen is materieel gericht.

23.  Intentie is de bron van aandacht en aandacht kunt u wel oefenen.

24.  Het versterken van uw aandacht kunt u doen door het verlangen te visualiseren.

25.  Het verlangen is de stuwende kracht om uw voornemen te realiseren.

26.  Wilskracht ontstaat bij een groot ego en heeft altijd een dwang, een moeten in zich.

27.  De energie van willen en moeten is zeer dwingend en egogerelateerd.

28.  De energie van het verlangen is vanuit de persoonlijkheid en daardoor zachter en ook subtieler.

29.  Willen en moeten hebben een vernietigende invloed op intentie.

30.  Tijdslimieten stellen is uit den boze voor het neerzetten van de intentie.

31.  Verlangens vanuit de persoonlijkheidsaspecten zijn anders dan het verlangen vanuit de essentie.

32.  U kunt niet spreken van egoverlangens, beter is om van egowil te spreken.

33.  De ego-aspecten zijn niet het willen, het willen komt eruit voort.

34.  Zelfbeheersing is een vorm van willen en moeten en leidt tot dwang.

35.  Beheersing is iets anders dan zelfbeheersing.

36.  Beheersen wil zeggen dat u in staat bent met iets om te gaan. Het houdt geen dwang in.

37.  Controle wil zeggen dat u iets onderdrukt, iets afdwingt.

38.  Er is geen zelfdiscipline, zelfbeheersing en wilskracht nodig. De essentiële kracht is er omdat u BENT.

 

Hoofdstuk 2.5: Ego-aspecten als valkuilen

 

Samenvatting

 

1.    Het ego is een uitvergrote afspiegeling van de persoonlijkheid.

2.    Het ego leren kennen is uw menselijke verschijningsvorm leren kennen.

3.    Het ego schiet altijd in de ontkenning en wil zichzelf niet leren kennen.

4.    In de termen van Ofman is een persoonlijkheidsaspect een kernkwaliteit.

5.    In de termen van Ofman is een ego-aspect een valkuil.

6.    Als we in een ego-aspect zitten is het belangrijk onze uitdaging te leren kennen, want bij een teveel van onze uitdagingen schieten we in een allergische reactie.

7.    Een allergie is een ego-aspect waaraan wij ons ergeren.

8.    In de balanstekening geeft elke plek in de twee driehoeken een ZIJNSstaat aan.

9.    Het midden van de balanstekening is het punt waarop de ZIJNSstaat van de mens het meest in evenwicht is.

 

Hoofdstuk 2.6: Het NU-moment

 

Samenvatting

 

1.    Bij een interne dialoog in uw hoofd zijn het uw gedachten die een dialoog voeren met uw gedachten.

2.    Het ‘ik’ is een egogerelateerde ZIJNSvorm die mensen gebruiken om onderscheid te kunnen maken tussen ‘ik’ en de ‘ander’.

3.    Het ‘ik’, wat de mens bedoelt, is een manifestatie vanuit uw gedachten, waarbij u zich als mens heel snel gaat identificeren met uw gedachten.

4.    Dat wat u in feite met ‘ik’ zou moeten bedoelen is de verbinding van de essentie met de geest.

5.    Wanneer u, vanuit een intentie, een diep innerlijk verlangen hebt zonder gedachten te zijn, dan bevindt u zich in een stroom van energie die als vanzelf uw gedachtestroom zal verminderen.

6.    Dit kan alleen vanuit een egoloze ZIJNSstaat. U bent dan in de waarnemer en in de NU-staat.

7.    Die intentie, dat diep innerlijk verlangen, komt vanuit de essentie.

8.    De NU-staat kunt u als mens ervaren vanuit uw persoonlijkheidsaspecten.

9.    De basis voor de levensgrote problemen in uw materiële wereld ligt erin dat mensen niet goed met  hun intuïtieve vermogens kunnen omgaan.

10.  Alles wat er IS en alles wat u als mens en als zonnevonk binnen dat wat IS beleeft en ervaart is
 een illusie.

11.  Een illusie wil zeggen dat iets altijd binnen een bepaalde beperking wordt ervaren.

12.  Wanneer u echter NU in dit moment volledig bewust bent van wat er is, dan bent u in het ZIJN,
 en dan is er op dat moment geen sprake van een illusie, maar van een ZIJNSstaat in bewust 
 ZIJN.

13.  Alles is een illusie, behalve het moment waarop u in het NU waarneemt. Dat is het ZIJNS-
 moment 
in het NU.

14.  Het is goed u te realiseren dat het niet zozeer om een permanente ZIJNStoestand gaat, maar
 om NU-momenten.

15.  De NU-staat binnen de immateriële wereld is altijd een stabiele staat van ZIJN en daarom is de
 immateriële wereld geen illusie.

16.  De NU-staat is niet zonder persoonlijkheidsaspecten, wel zonder ego-aspecten.

17.  De ego-aspecten staan elke vorm van ZIJNSstaat en beleving in het NU in de weg.

18.  Onze persoonlijkheid is geen illusie; de persoonlijkheid brengt ons in de illusie.

19.  De illusie is het niet-ZIJN in de ervaring van het NU.

20.  De gedachten zorgen ervoor dat we niet in het NU zijn, dat we het NU niet kunnen ervaren. Dus
 zitten we in de illusie.

21.  Een mens die in het NU van zijn ervaring leeft is zonder herinnering, zonder gedachten.
 Hij IS en is ook in het ZIJN en dan is er geen angst en geen onrust meer.

22.  Wanneer u ervaart en u bent in staat die ervaring te ervaren vanuit uw ZIJNSbeleving, dan
 ervaart u vanuit overgave.

23.  Als u uw ervaringen vanuit uw egobeleving ervaart dan komt u in intensieve en emotioneel
 pijnlijke processen terecht.

24.  Wanneer u in staat bent om uit uw ego-aspect van de reactie te stappen, dan ervaart u die
 ervaring al meteen heel anders.

25.  Van daaruit kunt u in overgave dat aanvaarden wat er is, zonder dat daar jarenlange moeilijke
 en pijnlijke processen voor nodig zijn.

26.  Het zich bevinden in een NU-staat is nodig om als zonnevonk in draaisnelheid toe te nemen.

27.  Het in de waarnemer staan is het middel om in een staat van NU te komen.

28.  De waarnemer wil zeggen dat u als het ware van een afstand naar uzelf kijkt als een onpartijdig
 persoon.

29.  De waarnemer neemt alleen waar en dat geeft inzicht in dat wat er is, omdat de emoties op dat
 moment uitgeschakeld zijn.

30.  De essentie is de waarnemer. De mensen kunnen niet continu in de waarnemer zijn.

31.  De IS-staat, de toestand van dat wat er is, neemt u waar vanuit de waarnemer. U bevindt zich 
 dan in de NU-staat. Vanuit de NU-staat neemt u de IS-staat waar.

32.  U bent fracties van momenten in de waarnemer. Dit zijn NU-momenten en deze waarnemingen
 zijn geheel vrij van gedachten.

33.  Als u in het NU leeft dan bent u met uw gedachten in dat wat er NU is. Er zijn op dat moment
 geen herinneringen en geen verwachtingen.

34.  In het NU zijn is geen aandachtstraining, maar is het ZIJN in aandacht en dat kunt u oefenen.

35.  Mensen worden zo snel afgeleid door de waan van de dag, door de materiële impulsen om hen

       heen, dat ze moeten leren wat het is om gefocust te blijven in aandacht.

 

Hoofdstuk 3.1: Het ego en de emoties

 

Samenvatting

 

1.     Een emotie is een krachtige materiële energie met een sterk stuwende werking.

2.     Een emotie is een basis-uitingsvorm vanuit ego-aspecten.

3.     Er zijn twee basis-emoties: angst en lust/genot.

4.     Een persoonlijkheidsaspect is zonder emotie.

5.     Alle ego-aspecten zijn terug te voeren op de twee basis-emoties.

6.     Beide basis-emoties kunnen in wisselwerking met elkaar staan en zorgen voor een
  extraverte of een introverte vorm van ego-aspecten.

7.     Emoties zijn allemaal uitingsvormen van de gedachten. Deze geven sturing aan de emoties en
  ze voeden ze ook.

8.     Het ego is de grote aanzetter van de emoties maar niet de echte bron.

9.     De bron is de onderliggende blokkade die in beroering gebracht wordt via de door de zintuigen
 opgevangen impulsen en die via het ego emoties veroorzaken.

10.   Een gevoel wordt een emotie zodra u zich ermee gaat identificeren en dat geeft dan weer
 allerlei egoreacties.

11.   Gevoelens hebben een relatie met de immateriële energieën, emoties hebben dat niet.

12.   Mensen kunnen proberen gevoelens in zichzelf om te zetten en deze essentieel te gaan
 voelen, zodat het ego teruggezet wordt en de essentie het woord krijgt.

13.   Vanuit de essentie krijgt een mens vanzelf impulsen die hem vertellen wat deze emotie hem
 te zeggen heeft.

14.   De essentie geeft altijd antwoorden, het ego nooit.

15.   Het ego is een overlevingsmechanisme, dat binnen de gehele evolutie van de mens zich

        sterker heeft ontwikkeld dan nodig en wenselijk is.

16.   Het ego wil zijn eigen vertrouwde wereldje met zijn eigen vertrouwde en vastomlijnde patronen
  vasthouden.

17.   Het ego verweert zich tegen het inzetten van bewustwording.

18.   Emoties hangen samen met het niet bewust in het ZIJN zijn.

19.   Wanneer u zichzelf als waarnemer gadeslaat ervaart u de emoties wel, maar op een meer
 onthechte wijze.

20.   Wanneer u bewust bent, schakelt u uw ego uit en daarmee ook uw emoties.

21.   Het bewustzijn van een in de materie geïncarneerde essentie bevindt zich in het auraveld om
  de mens heen.

22.   Haat kan alleen bij mensen ontstaan als mensen volstrekt onbewust leven.

23.   Agressie zetelt in het onderste chakra en kan getemperd worden door de tolerantie die zetelt
  in het zonnevlechtchakra.

24.   Tolerantie is de basis voor alles wat in een mensleven belangrijk is.

25.   Mensen relativeren veel te weinig. Humor relativeert de gedachten en brengt ontspanning.

26.   Iemand zonder of met een gering ego uit geen of weinig kritiek.

27.   Kritiek uiten heeft met ego te maken, maar kritiek ontvangen ook.

28.   Een uiting van het ego is het niet kunnen verdragen van kritiek.

29.   Het ego legt de bron van pijn en verdriet altijd buiten zich.

30.   Dit komt omdat de mens collectief de overtuiging heeft dat anderen de schuld zijn van alles.

31.   Wanneer u uw energetisch systeem langdurig blootstelt aan drugs, drank, lawaai en
  emotiedempende voedingsmiddelen, dan verdooft u uw systeem.

32.   Dit kan weer behoorlijk heftige gevolgen hebben voor uw ervaringen binnen de materiële
  wereld.

 

Hoofdstuk 3.2: De logica

 

Samenvatting

 

1.    Redeneringen vanuit de ratio zitten vaak zo feilloos in elkaar dat u kunt spreken van een
 logische redenering.

2.    Logica zegt iets over de wijze waarop mensen redeneren.

3.    Hoe feillozer de redenering, des te groter de logica ervan is.

4.    Rede en logica zijn aan elkaar gekoppeld.

5.    De logica is een zuiver rationele reactie vanuit het ego.

6.    Logische redeneringen zijn vrij van emoties, maar zijn gebonden aan het ego.

7.    Het vermogen om feilloos te kunnen redeneren heeft zijn oorsprong in het verstand.

8.    Dat deel van uw hersenen dat het vermogen tot redeneren aanstuurt noemt u de ratio.

9.    De ratio is een fysiek aanwijsbaar punt binnen uw hersenen.

10.  De scheidslijn tussen logica en chaos is flinterdun.

11.  Er is een relatie tussen de menselijke logica en de waarneembare wereld om u heen.

12.  Bij emotionele gedachten is er geen sprake van de rede en al helemaal niet van welke vorm
 van logica dan ook.

13.  Als de emoties u overspoelen kunt u geen verstandelijk contact maken met de ratio.

14.  Bij het maken van keuzes zullen logische redeneringen de intuïtieve impulsen van de
 zonnevonk wegdrukken.

15.  Onrust wijst op een voor u niet gunstige beslissing.

16.  De wiskundige logica van mensen is in staat geweest om de techniek in uw materiële wereld te
 ontwikkelen.

17.  Uw technische wereld is zo ongelofelijk eenzijdig materieel gericht dat de mensheid hierin
 vroeg of laat gaat vastlopen.

 

Hoofdstuk 3.3: De emotie ergernis

 

Samenvatting

 

 1.   Ergernis is een emotionele uiting van een gevoel van onbehagen, dat de mens zich op dat
       moment niet bewust is.

2.    De oorzaak van de ergernis ligt in onverwerkte gebeurtenissen die emoties oproepen.

3.    Hoe vaker mensen zich ergeren, des te verder staan ze af van hun essentie.

4.    Ergernis is onbewust.

5.    Als de mens zich van deze ergernis bewust is kan hij ook de onderliggende emotie bewust
 krijgen en verwerken en heeft hij daarna geen ergernis meer.

6.    Elke emotie draagt een verlangen in zich, namelijk het verlangen vrij te zijn van de blokkade
 die deze emotie voortbrengt.

7.    Iemand die zich ergert leeft niet, want zijn energiesysteem is geblokkeerd.

8.    De ergernis zelf is geen oorzaak van de ergernis of van de blokkade.

9.    De mens materialiseert zelf gebeurtenissen om emoties verwerkt te krijgen.

10.  Om erachter te komen wat deze gebeurtenissen hem vertellen is het aan te bevelen om de
 gedachten leeg te maken en in de vraag te gaan leven wat de reden van deze ergernis is.

11.  Wanneer de mens zijn gedachten leegmaakt, komen vanzelf de antwoorden op zijn vragen boven.

12.  Ergernis kan alleen ontladen, dus opgelost worden, als de blokkade die de oorzaak van deze
 ergernis is, opgelost wordt.

13.  Ergernis is geen berusting. Het is onderdrukte woede over dat wat de mens ervaart over iets
 dat er niet is.

14.  Gelatenheid is passieve ergernis.

15.  Onverschilligheid ontstaat doordat de mens zich dan volledig terugtrekt en aan de ergernis
 geen voeding meer geeft, zodat de slechtere kant van de dingen zich juist kan gaan
 ontwikkelen,
 doordat de tegenkracht eraan ontbreekt.

16.  Wanneer u in staat bent uzelf waar te nemen, dan kunt u weloverwogen besluiten zich wat
 meer terug te trekken, zodat u minder kans hebt om gekwetst te worden.

17.  Volledig onthecht zijn betekent het niet hebben van emoties.

18.  Onthecht zijn is een belangrijk aspect binnen het vinden van een balans binnen uw
 materiële leven.

19.  Hoe meer u onthecht kunt zijn naar het leven om u heen, des te minder u zich zult ergeren.

20.  Onthechting betekent dat alles wat er is, goed is. Dat betekent loslaten van ego-aspecten,
 loslaten van dat wat er is.

21.  Wanneer mensen erin zouden slagen hun ego-aspecten te minimaliseren, zou er in uw
 mensenwereld grote vrede heersen.

 

Hoofdstuk 3.4: De emotie boosheid

 

Samenvatting

 

1.     Boosheid is een fysieke ontlading van een geblokkeerd en opgekropt emotioneel gevoel.

2.     Boosheid is in feite een stapeling van opgekropte emoties die mensen in de loop van de
  tijd in allerlei situaties en ervaringen oppakken en niet verder verwerken.

3.     Boosheid is een emotie vanuit de gedachten.

4.     Mensen ervaren dingen die ze niet leuk of prettig vinden. Door de sociale omgangsvormen
  zullen mensen hieraan in de regel niet meteen uiting geven.

5.     Het gevolg hiervan is dat, datgene wat mensen niet leuk vinden, zij dit onbewust gaan
  opkroppen.

6.     Wanneer u zich hiervan bewust kunt zijn dan kunt u de boosheidsontlading, die vroeg of
  laat gaat plaatsvinden, voor zijn.

7.     Boosheid lokt weer boosheid uit en dan is de cirkel van emotionele boosheidsontladingen
  rond.

8.     Bij te veel opgekropte boosheid kan een mens niet voelen. Dat is op zo’n moment ook niet
  nodig.

9.     Heel gevoelige mensen pakken dingen heel snel op en daardoor zet hun boosheid eerder
  in dan die van de ander.

10.   Woede is een plotselinge impuls aan energie die veroorzaakt wordt door een opeenstapeling
  van machteloosheidsgevoelens.

11.   Woede is overmatige boosheid. Het is ongrijpbaar en onhandelbaar.

12.   Woede is een belangrijke energie en als deze wordt onderdrukt, dan gebeuren er nare dingen
  in een mensenlichaam.

13.   Waar woede is kan op dat moment geen mildheid en mededogen zijn.

14.   U kunt de woede het beste laten gaan en deze niet op een ander gaan afreageren.

15.   Hoe meer u woede accepteert, hoe minder de woede zal gaan woeden.

16.   Agressie sluimert en knalt er niet plotseling uit. Agressie is eigenlijk voortdurend bij de
  betreffende persoon aanwezig.

17.   Agressie is veel gevaarlijker en veel desastreuzer dan woede.

18.   Stilte en zich op een afstand terugtrekken laat de energie neerdwarrelen.

19.   Bij het opheffen van een blokkade gaat het om bewust in stilte te zijn.

20.   Als u onbewust in stilte bent gebeurt er niets.

21.   Het is een gewoonte van de gedachten om direct te reageren en onbewust maar raak te

        kletsen over wat er bovenkomt.

22.   De gedachten stilzetten is een goede manier om ruim baan te geven aan vastzittende
  blokkades en emoties.

23.   Een spiegel heeft altijd twee gezichten, deze werkt beide kanten op.

24.   Boosheid komt alleen naar voren als deze bij beide personen aanwezig is.

25.   De boosheid wordt niet geactiveerd als de persoon alleen is en niet getriggerd wordt door
  gebeurtenissen.

26.   Boosheidswolken ontstaan door een stapeling van nare ervaringen, bijvoorbeeld door
  pesten of door onrechtvaardige behandeling.

27.   Een boosheidswolk kan ook het gevolg zijn van een onverwerkt familietrauma.

28.   Kinderen pakken deze energie van dit familietrauma op en dragen dit hun hele leven lang met
  zich mee.

 

Hoofdstuk 3.5: De emotie angst

 

Samenvatting

 

1.    Angst is een basis-emotie waarop veel emotionele uitingsvormen van ego-aspecten zijn
 gebaseerd.

2.    Angst is ook een instinctief menselijk overlevingsmechanisme.

3.    Angst is een materiële factor, voortkomend uit de gedachten van de mens.

4.    Angst is een irreële emotie die de mens zelf oproept.

5.    Deze emotie wordt opgeroepen doordat de mens geen overzicht heeft over zijn situatie.

6.    Angst is slechts een gevoel, ingegeven door gedachten en de waan van de dag in de wereld
 om u heen.

7.     De gedachten een wending geven door de negatieve gedachten te vervangen door positieve
 heeft geen zin.

8.     Door het zoeken naar de bron van de negatieve gedachten kan inzicht verkregen worden in de
 blokkade die de bron is van de gedachtestromen.

9.     Bij voortdurende herhalende gedachten die door het hoofd malen, is het beter te oefenen deze
 gedachtestromen af te remmen.

10.   Als de mens zijn angsten aangaat, dan kan hij ontdekken dat de angsten in hem zelf zitten en
 niet buiten hem liggen.

11.   De vlucht voor de angst versterkt de angst. Omhelzing van de angst doet de angst verdwijnen.

12.   Het beste is: ga mee met de stroom van angst, voel de angst, accepteer de angst.

13.   Alle angsten die de mens ervaart zijn stuk voor stuk opgepikt uit de materiële wereld om hem
 heen.

14.   Als u om u heen kijkt ziet u dat uw hele maatschappij vervuld is met angst.

15.   Er is veel angst voor morgen, omdat de toekomst ons confronteert met onzekerheden.

16.   De meeste mensen zijn angstig door alles wat ze om zich heen zien gebeuren en waarmee ze
 zich identificeren.

17.   Door deze identificatie met de angsten om hen heen wordt deze collectieve angst hun eigen
 angst.

18.   De mensenwereld verkeert in een vicieuze cirkel van collectieve angst.

19.   Wanneer u tot waarneming in het ZIJN kunt komen – dus in staat kunt zijn om bij welk
 angstgevoel dan ook waar te nemen wat er NU is – dan krijgt u een ZIJN in de waarnemer en
 verdwijnt de angst.

 

Hoofdstuk 3.6: De emotie verdriet

 

Samenvatting

 

1.     Bij huilen vindt een ontlading plaats van de energie van de onderliggende ego-aspecten.

2.     Huilen is een ontladingsmechanisme dat nodig is om materiële spanningen te ontladen.

3.     Verdriet komt voort uit boosheid en angst.

4.     Deze emotie werkt zeer positief op het trillingsgetal van de essentie.

5.     Woede, pijn en verdriet dragen allemaal een verlangen in zich.

6.     Wanneer een mens geraakt wordt in zijn materiële basis, dan roept dit een ego-aspect op dat
 tot verdriet kan leiden.

7.     Door het verdriet zal het ego-aspect minder dominant worden.

8.     Het huilen maakt een energie los die de druk op uw fysieke systeem, dat veroorzaakt is door
 de opgekropte blokkade, doet afnemen.

9.     Een blokkade remt de chakra’s af in hun verlangen om in draaisnelheid toe te nemen.

10.   Verdriet is een menselijke emotie, die de barrière tussen zonnevonk en het lichaam moet
 doorbreken, omdat er anders geen contact kan zijn tussen de mens en zijn essentie.

11.   Verdriet is nodig om bewustwording te bereiken, omdat de mens niet in staat is daar uit zichzelf
 bij te komen.

12.   Ook al groeit de essentie ervan, het menselijk ego duwt verdriet en nare gevoelens weg.

13.   Er is een onderscheid te maken tussen het beheersen en het onderdrukken van emoties.

14.   Door de emotie te onderdrukken ontstaan blokkades die vroeg of laat erom vragen opgelost te
  worden.

15.   Wanneer kleine kinderen of baby’s door te huilen hun spanningen gaan ontladen, dan is dat
  een natuurlijke reactie op de bij hen ontstane spanningen.

16.   Wanneer u een kind meteen klemmend omhelst als het verdriet of pijn heeft, dan is dat feitelijk
  een signaal dat deze pijn of dit verdriet er niet mag zijn.

17.   Later, wanneer kinderen groter zijn, wordt hun in de opvoeding vaak meegegeven dat het
 kinderachtig is om te huilen.

18.   Als mensen in hun dagelijks leven als volwassenen meer zouden huilen en dit als normaal zou
 worden gezien, dan zouden er veel minder spanningen en frustraties ontstaan.

19.   Als volwassenen niet bij hun verdriet kunnen komen ontstaan andere reacties, zoals roken,
 drinken, drugs gebruiken, te veel eten en gewelddadige uitingsvormen.

20.   Als veel mensen bij elkaar zijn die werken aan hun onverwerkte gevoelens, dan is er in hen
 veel verdriet, al dan niet bewust.

21.   Omdat er zoveel mensen zijn, kan de energiebundeling van leed zo groot zijn dat er als het
  ware een bal van pijn ontstaat die zich door het hele gebouw verspreidt.

22.   Met het eruit schreeuwen van pijn en verdriet is niets mis, maar als mensen dit onbewust
  blijven doen, dan komen ze in een zinloos kringetje terecht. Ze schreeuwen zich als het ware
  op een gegeven moment vast.

23.   Mensen kunnen alleen uit deze vicieuze cirkel stappen als er de bereidheid is om te willen
 verstaan wat er aan hun pijn en verdriet ten grondslag ligt.

 

Hoofdstuk 3.7: De behoefte aan aandacht

 

Samenvatting

 

1.    Aandacht is een materiële, instinctieve behoefte van een mens.

2.    Als er door omstandigheden te weinig aandacht aan het kind wordt gegeven dan ontstaat er bij
  het kind een blokkade.

3.    Wanneer kinderen hun leven als jong kind als heel onveilig of onzeker ervaren dan stoppen ze
  hun eigen essentiële kern diep weg in zichzelf.

4.    Dat heeft tot gevolg dat het kind als volwassene op zoek gaat naar aandacht.

5.    Het tekort aan aandacht leidt tot de ego-aspecten veeleisendheid en dwingendheid.

6.    De blokkade, die ontstaat door een gemis aan aandacht, kan opgeheven worden door het
  verwerken van emoties en het ontwikkelen van intuïtie. Hierdoor kunnen we gaan zien wat de
  energieën in de materie kunnen doen.

7.    Elk persoonlijkheidsaspect heeft aandacht nodig om te voorkomen dat emoties als angst en
  onzekerheid bij de ontwikkeling van het kind nadelige invloed zullen krijgen op zijn
  persoonlijkheidsontwikkeling.

8.    Pas als iets zodanig beschadigd is geraakt dat er zowel fysiek, psychisch als energetisch grote
  belemmeringen optreden, dan kunt u spreken van stoornissen.

9.    Het aandachtsaspect is belangrijk, want het heeft de functie om het kind en later als
  volwassene bij zijn eigen ZIJN te brengen.

10.   Door te veel aandacht voelt het kind, en later als volwassene, zijn innerlijke leegte niet. Door
  minder aandacht wel.

11.   Het gaat om de balans, te veel en te weinig is schadelijk.

12.   Het hebben van een leegte betekent dat de betreffende persoon niet of nauwelijks in staat is
  contact te maken met zijn essentie.

13.   De innerlijke leegte zoekt echter altijd naar opvulling. Licht trekt donker aan, liefde trekt
  boosheid aan en zo trekt leegte naar volte.

14.   Deze mensen kunnen verslaafd raken aan het omklemmen van de ander, omdat het
  energetisch omklemmen van de ander de leegte minder scherp maakt.

15.   Het gemis aan aandacht wordt meestal gecompenseerd met een verslavingsneiging.

16.   Het is belangrijk te zorgen dat de mens zijn leegte in overgave gaat voelen.

17.   Bij het geven en nemen van aandacht vindt een interactie plaats tussen de materiële en
  immateriële energieën.

18.   Er vindt geen overdracht van energie plaats van het ene auraveld naar het andere auraveld,
  omdat de energie van het auraveld en de essentie een constante is.

19.   Aandacht geven kost energie, maar aandacht vragen ook.

20.   De auravelden reageren op het geven of nemen van aandacht.

21.   Als de energiefrequentie tussen beide auravelden te verschillend is dan raakt degene met de
  hoogste frequentie het snelst vermoeid.

22.   De zwaardere immateriële energie van de een heeft de neiging om de lichtere immateriële
   energie van de ander te vertragen.

23.   De trekkracht van deze vertraging voelt voor een mens met lichtere energie als onaangenaam.
  Deze geeft het gevoel van leeggezogen of leeggetrokken worden.

24.   Wanneer mensen kinderen hebben, dan bestaat er tussen beiden een energetische verbinding
  via het auraveld.

25.   Deze energetische verbinding kost ouders energie, omdat deze verbinding als doel heeft een
   weinig energie toe te voegen aan de kinderen.

26.   De energetische verbinding tussen ouders en kinderen blijft net zolang bestaan als de ouder
  leeft.

 

Hoofdstuk 4.1: Het super ego

 

Samenvatting

 

1.     Het superego ontstaat vanuit het ego.

2.     Het is een volledige conditionering vanuit het ego.

3.     Het is het persoonlijk geweten van de mens.

4.     Het geweten is gebaseerd op het collectieve en persoonlijk paradigma.

5.     Er is een materieel geweten en een immaterieel geweten.

6.     Het immaterieel geweten is een vorm van Weten: dit is goed voor mij en dit is niet goed voor
  mij.

7.     Het materieel geweten is een deel van ons ego en staat los van ons instinct.

8.     Het materieel geweten, vanuit het superego, kan ons instinct belemmeren.

9.     Als geweten te zeer gebonden is aan de sociaalmaatschappelijke vorm, dan wordt geweten
  een superego-uiting en blokkeert het alles wat er aan instinct en intuïtie is.

10.   Angst kan gevoed worden door het ego en superego.

11.   Het superego is onbewustzijn en is gebaseerd op onbewuste angsten.

12.   Het superego is de verdringing van de angsten.

 

Hoofdstuk 4.2: Onze herinneringen

 

Samenvatting

 

1.     Angst komt voort uit de herinnering.

2.     Herinneringen die het geweten activeren zijn superego herinneringen.

3.     Het geheugen is energetische informatie die opgeslagen wordt in het immateriële
  energiesysteem binnen het auraveld van de mens.

4.     Herinneringen is informatie die van buitenaf opgevangen en opgenomen wordt in de hersenen
  en daar ook wordt opgeslagen.

5.     Het herinneringspunt is net als het denkpunt een opslagplek in de hersenen.

6.     Alleen ervaren herinneringen gaan naar het auraveld.

7.     Beleefde herinneringen worden opgeslagen in het herinneringspunt.

8.     Blije herinneringen worden altijd ervaren en gaan naar het auraveld.

9.     Nare ervaringen worden niet goed genoeg ervaren en de herinnering daaraan blijft pijnlijk en
  verdrietig.

 

Hoofdstuk 4.3: Oordelen en veroordelen

 

Samenvatting

 

1.    Het doel van het herhalen van gebeurtenissen is namelijk net zolang voelen totdat het gevoel
 helemaal gevoeld is.

2.    Wanneer u niets met de pijnlijke herinnering doet zal de ervaringsherhaling zich telkens weer
 gaan voordoen.

3.    Herinneringen zijn selectief en onbewust sterk bepaald door het ego.

4.    Het ego wil zich bevestigd zien en dat gebeurt door herinneringsselectie.

5.    Pijnlijke herinneringen zijn niet gelijk aan emotionele herinneringen.

6.    Pijnlijke herinneringen laten zien dat een bepaald gevoel nog energetisch aanwezig is in uw
 materiële energiesysteem.

7.    Emotionele herinneringen zijn eerder belemmerend dan helpend.

8.    Alles wat een mens ervaart heeft een betekenis voor hem en wil hem inzicht geven in het
 samenspel tussen materiële en immateriële energieën.

9.    Het wegdoen van alles wat aan de nare ervaring herinnert zorgt voor het vastzetten van de
 blokkade.

10.  Nare herinneringen kunt u niet vergeten, u kunt ze alleen verplaatsen naar uw auraveld.

11.   Gooi oude foto’s niet weg, maar gebruik ze als hulpmiddel om te voelen.

12.   Bij het ouder worden neemt de energie af om de onderdrukkingsmechanismen van oude pijn
 te handhaven.

13.  Mensen oordelen altijd vanuit een ego-aspect.

14.  Onder elke ergernis zit een oordeel of veroordeling.

15.  Onder elk oordeel of veroordeling zit een blokkade.

16.  Elk oordeel is gebaseerd op een basis-emotie.

17.  Ergernis is een uitingsvorm van angst.

18.  Het ergert mensen altijd als ze hun eigen onbewuste gedrag zien.

19.  Samengebundelde oordelen vormen een overtuiging.

20.  Uw omgeving zal altijd, ongeacht wat voor overtuiging u hebt, weerspiegelen wat uw
 overtuiging is.

21.  Bij oordelen projecteert een mens zijn eigen verlangen op de ander.

22.  Een mens oordeelt altijd vanuit de herkenning.

23.  Als u iets vernietigt, komt de energie op de een of andere manier weer terug.

24.  Bewuste mensen voelen en ervaren de ervaring, onbewuste mensen beleven alleen de
 ervaring en zetten zich tegen de ervaring af.

25.  Bij bewuste aandacht is er geen oordeel.

26.  Mensen die binnen de materie een essentiele-ontwikkeling doormaken zullen veel
 geconfronteerd worden met een heen-en-weer schieten van geminimaliseerd ego naar het
 ego-aspect van de angst.

27.  Er zijn twee typen bewustzijn: het lager bewustzijn vanuit het ego zonder waarnemer en het
 hoger bewustzijn zonder ego en met waarnemer vanuit het ZIJN.

28.  Egoverschijningsvormen hebben allemaal een trage energie.

29.  Zware energieën trekken elkaar aan.

30.  Geweld ontstaat door de samenballing van dit soort heel zware energievormen.

31.  Ze stapelen zich op elkaar totdat de energiewolk uit elkaar ploft.

32.  Dit uit elkaar barsten gaat via geweld.

 

Hoofdstuk 5.1: Identificatie en conditionering

 

Samenvatting

 

1.    Identificatie is een vereenzelviging met een ander object of persoon.

2.    Identificatie geschiedt vanuit het ego.

3.    Identificatie is heel sterk gericht op de buitenwereld.

4.    De gedachten zijn de bron van de identificatie.

5.    Identificatie met de materie is niet gunstig voor de essentie.

6.    Identificatie blokkeert de stroom van energieën, omdat de wisselwerking tussen de
 waarnemer en het object verdwenen is.

7.    Volledig gehecht en onthecht zijn van de materie is onbalans.

8.    De persoonlijkheid kent geen identificatie.

9.    Eenheidsgevoel komt vanuit de essentie en kan gerangschikt worden onder essentieel
 gewaarzijn. Het is zeker geen identificatie.

10.  Identificatie is altijd naar buiten gericht. Het stilzetten van de gedachten is naar binnen gericht.

11.  Wanneer een mens aan iets onbewust aandacht geeft kan hij zich heel spoedig identificeren
 met datgene wat hij aandacht geeft.

12.  Bij bewuste aandacht is de energie gebundeld, bij onbewuste aandacht is de energie warrig en

       verspreid.

13.  Gefixeerde aandacht is hetzelfde als geïdentificeerde aandacht.

14.  Bij geïdentificeerde aandacht wordt de mens meegesleept in zijn emoties en gaat daar dan ook
 naar handelen.

15.  Onthechting is tegengesteld aan identificatie.

16.  Totale onthechting betekent alles totaal loslaten.

17.  Totale onthechting kan niet, want dat betekent het sterven van het menselijk lichaam.

18.  Zelfs de meest heilige en wijze mensen hebben een ego.

19.  U kunt wel een geminimaliseerd ego hebben, maar u kunt nooit helemaal bevrijd zijn van uw ego.

20.  Bij een geminimaliseerd ego zijn worstelingen geen worstelingen meer, maar spirituele
 uitdagingen.

21.  Conditioneringen wil zeggen dat de mens zich aanpast en voldoet aan maatschappelijk
 vastgestelde normeringen.

22.  Als een mens zich geheel identificeert, is hij een deel van die maatschappelijke conditioneringen.

23.  Conditionering heeft te maken met een dwangmatige gewoontevorming.

24.  Een onbewust mens is sneller verstard in zijn gewoontepatronen.

25.  Gewoontepatronen komen voort uit gedachten die ingesleten zijn in het dagelijks leven.

26.  Een gewoonte geeft een gevoel van veiligheid en daar houden mensen van.

27.  Tradities ontaarden heel snel in vastgeroeste gewoontepatronen en kunnen daardoor grote
 energieverstarringen in een gebied teweegbrengen.

28.  Door de energieverstarring treedt op een gegeven moment oorlog en geweld op, waardoor de
 enorme energieblokkade kan worden doorbroken.

 

Hoofdstuk 5.2: Identificatie en overtuigingen

 

Samenvatting

 

1.    Overtuigingen zijn gedachtepatronen die u zich op een bepaalde wijze zodanig hebt eigen
 gemaakt dat ze een vast onderdeel zijn geworden van uw gedachtepatroon.

2.    Overtuigingen zijn egogerelateerde uitingsvormen die mensen vormen op basis van dat wat ze
 zintuiglijk waarnemen.

3.    Een ego-aspect leidt tot een bundeling van overtuigingen.

4.    Overtuigingen zijn gevaarlijk, want ze lokken discussies en ruzies uit binnen de menselijke wereld.

5.    Waarnemingen worden vastgelegd in de betreffende paradigma’s.

6.    Overtuigingen beperken de waarneming.

7.    De waarneming is er altijd eerst, daarna wordt de overtuiging zichtbaar.

8.    Overtuigingen beïnvloeden de materialisatie van gebeurtenissen.

9.    Overtuigingen kleuren de ervaringsbeleving sterk.

10. Tussen ervaren en ervaringsbeleving zit een belangrijk verschil.

11.  Uw paradigma bepaalt op welke wijze u een ervaring ervaart.

12.  Iets geloven is iets voor waar aannemen.

13.  Als u zich in een geloof verstart, dan bent u daarvan overtuigd.

14.  Als u vanuit uw essentie iets neerzet, dan WEET u, dan gelooft u niet.

15.  Geloven heeft te maken met een emotie.

16.  Geloven vanuit de gedachten zoekt naar een bevestiging van anderen.

17.  Geloven heeft overtuigingen nodig om zich staande te kunnen houden.

18.   Als alle mensen dezelfde overtuigingen zouden hebben, zou de energie gaan verstarren en
 zou er op een gegeven moment iets gaan gebeuren om deze vastgeroeste energie los te maken.

19.  Als mensen zonder overtuigingen zouden zijn dan zou er een aarde zijn, waarin mensen
 bijzonder gevoelvol en natuurverbonden met elkaar en met de aarde zouden omgaan, zonder
 macht, geweld en intriges.

20.  Het vrij worden van overtuigingen kunt u alleen als u uw gedachten stilzet.